Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) heeft als doel de bouwkwaliteit te verbeteren. De toets vooraf op de bouwplannen wordt vervangen door de toets in de praktijk. Dit gebeurt op de bouwplaats zelf, tijdens het bouwproces. Deze toets in de praktijk wordt (in eerste instantie voor nieuwe bouwwerken in gevolgklasse 1) door onafhankelijke kwaliteitsborgers uitgevoerd. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van de bouwer vergroot voor bouwfouten. De Wkb is geen onderdeel van de Omgevingswet, maar heeft hier wel betrekking op.
Onder de Wet kwaliteitsborging (Wkb) toetst een onafhankelijke kwaliteitsborger de bouwplannen. De kwaliteitsborger ziet erop toe dat een bouwwerk bij gereedmelding aan de regels voldoet.
U heeft een kwaliteitsborger nodig als het bouwwerk onder de zogeheten ‘Gevolgklasse 1’ valt. Hieronder vallen onder andere nieuwbouw woningen, eenvoudige bedrijfsgebouwen maar ook verbouwingen zoals een dakopbouw of renovatie. Voor deze bouwwerken heeft u voor de bouwactiviteit geen omgevingsvergunning nodig, maar moet u een bouwmelding indienen. Zonder kwaliteitsborger kan er geen bouwmelding gedaan worden. Ook mag er niet begonnen worden met bouwen. Vanaf 1 januari 2025 geldt dit ook voor verbouwingen zoals een dakopbouw of renovatie.
Voor kleine verbouwingen, zoals een dakkapel of een aanbouw, die vergunningvrij zijn, heeft u geen kwaliteitsborger nodig. U hoeft dus hiervoor ook geen bouwmelding in te dienen.
Let op! Het kan zijn dat u nog wel een omgevingsvergunning moet aanvragen voor een omgevingsplanactiviteit.
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) gaat op 1 januari 2024 in voor nieuwe bouwwerken in gevolgklasse 1. Op 1 januari 2025 gaat de Wkb in voor te verbouwen bouwwerken in gevolgklasse 1. Het bouwen of verbouwen van de volgende bouwwerken vallen onder gevolgklasse 1:
- Op de grond gebouwde woningen. Denk aan vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen, rijtjeswoningen. Ook nevengebruiksfuncties van dergelijke woningen vallen dan onder gevolgklasse 1. Denk aan garages of kantoor aan huis. Woningen die niet op de grond zijn gebouwd of woningen in een woongebouw vallen niet onder gevolgklasse 1. Bijvoorbeeld een woongebouw met appartementen. Of een woning op een kantoorgebouw of winkelpand. Zorgwoningen en woningen voor kamergewijze verhuur (zoals studentenhuizen) vallen ook niet onder gevolgklasse 1.
- Woonboten en andere drijvende woningen. Ook nevengebruiksfuncties daarvan vallen dan onder gevolgklasse 1 (zoals kantoor aan huis).
- Op de grond gebouwde vakantiehuisjes en andere vakantieverblijven. Staan ze niet op de grond of liggen ze in een logiesgebouw (denk aan gebouw met vakantieappartementen of hotelkamers), dan vallen ze niet onder gevolgklasse 1.
- Bouwwerken van maximaal 2 bouwlagen met een industriefunctie. Bijvoorbeeld opslaghallen, veestallen, productiehallen, magazijnen, kassen of werkplaatsen. Ook nevengebruiksfuncties van dergelijke gebouwen vallen dan onder gevolgklasse 1. Denk aan een kantoor of een kantine bij een opslaghal. Kantoorgebouwen en winkelpanden vallen niet onder gevolgklasse 1.
- Bouwwerken van maximaal 2 bouwlagen met een industriefunctie die een nevengebruiksfunctie van een andere gebruiksfunctie zijn. Denk bijvoorbeeld aan het bouwen van een magazijn bij een winkel (winkelfunctie). Zo'n magazijn valt onder gevolgklasse 1, ook al valt de winkel zelf niet onder gevolgklasse 1.
- Bovengrondse infrastructurele werken voor langzaam verkeer tot maximaal 20 meter overspanning. Denk aan kleine bruggen voor fietsers, voetgangers, rolstoelgangers of bromfietsen. De bruggen mogen niet over een rijks- of provinciale weg liggen.
- Andere bovengrondse bouwwerken die geen gebouw zijn, tot maximaal 20 meter hoog. Denk aan kleine zendmasten, antennes, keermuren, walmuren, kademuren, gemalen of kleine windmolens. Waterkerende constructies (zoals stuwen en sluizen) vallen niet onder gevolgklasse 1.
Soms valt een bouwactiviteit die aan de beschrijving hierboven voldoet niet onder gevolgklasse 1. Dat is het geval wanneer:
- het een (voorbeschermd) monument betreft;
- er een gebruiksmelding nodig is voor het brandveilig gebruik van het bouwwerk;
- een gelijkwaardige maatregel voor brand- of constructieve veiligheid wordt toegepast;
- het een vergunningplichtige milieubelastende activiteiten betreft.
Wanneer u wilt gaan bouwen moet u in veel gevallen een vergunning aanvragen en/of een melding doen bij de gemeente. Bouwactiviteiten, die niet vergunningsvrij zijn, zijn voor bouwwerken in gevolgklasse 1 meldingsplichtig. Dit houdt in dat u voor de bouwactiviteit geen omgevingsvergunning hoeft aan te vragen, maar wel een bouwmelding moet doen bij de gemeente. Wel kan het zijn dat u nog wel een omgevingsvergunning moet aanvragen voor een omgevingsplanactiviteit. In het omgevingsplan zijn naast ruimtelijke bouwregels, waaraan het bouwwerk moet voldoen, ook onder andere de toets op welstand, geluid en/of bodemverontreiniging opgenomen.
Bouwactiviteiten, die niet vergunningsvrij zijn, zijn voor bouwwerken in gevolgklasse 2 en 3, vergunningsplichtig. Ook bouwactiviteiten voor te verbouwen bouwwerken in gevolgklasse 1, die niet vergunningsvrij zijn, zijn vergunningsplichtig. In dit geval moet er een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook hier kan het zijn dat daarnaast ook nog een vergunning nodig is voor de omgevingsplanactiviteit.
De beslistermijn voor de vergunningaanvraag is afhankelijk van de wettelijk vereiste vergunningsprocedure. Er kan namelijk sprake zijn van een reguliere of uitgebreide procedure.
Voor de reguliere procedure is de beslistermijn normaliter maximaal 8 weken, tenzij instemming van het adviesorgaan is vereist, dan is de beslistermijn 12 weken. Het bevoegd gezag kan indien nodig in beide gevallen de beslistermijn eenmalig met 6 weken verlengen.
Indien voor uw bouwplan een uitgebreide procedure van toepassing is, is de beslistermijn 6 maanden met eventuele verlenging van 6 weken.
Voor een bouwmelding geldt dat binnen 4 weken moet worden gecontroleerd of uw melding compleet is.
Voordat u kunt beginnen met bouwen moet u nagaan of dit vergunningsvrij mogelijk is, of dat u toch een omgevingsvergunning moet aanvragen en/of een bouwmelding moet indienen. In het Omgevingsloket kunt u via de Vergunningcheck nagaan of u een omgevingsvergunning nodig heeft en/of een bouwmelding moet indienen. Via vragenlijsten kunt u een antwoord krijgen op de vraag: 'Mag ik op deze locatie mijn idee uitvoeren? Of heb ik daar een omgevingsvergunning voor nodig?'. Aan het eind volgt een conclusie of er een vergunning- of meldingsplicht voor uw initiatief nodig is. De vergunningcheck kunt u direct uitvoeren door naar het Omgevingsloket te gaan.
Ook kan uit de vergunningcheck komen dat u voor meerdere activiteiten een vergunning aan moet vragen, een melding in moet dienen, of meer informatie moet verschaffen. Pas als u voor alle activiteiten aan de wettelijke eisen voldoet, kunt u starten met bouwen.
Onder de Omgevingswet wordt de omgevingsvergunning niet meer automatisch verleend als de beslistermijn voorbij is. U kunt dus niet zondermeer starten met bouwen.
Er is overgangsrecht voor de gevallen waarin een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Als de vergunningprocedure op de datum van inwerkingtreding nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht van toepassing, namelijk de Wet algemene bepalingen (Wabo).